, [], Exodus 2:23-25; Psalm 105:23-26; Matthew 3 (part 1)
Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Daarna [39]kwam [40]Israel in Egypte, en Jakob verkeerde als vreemdeling [41]in het land van Cham. 39. Van Farao en Jozef geroepen, en van God daartoe vermaand en gesterkt zijnde; Gen.45:17,20, en Gen.46:3,4. 40. Te weten, met zijn ganse huisgezin. 41. Dat is, in het land, hetwelk de nakomelingen van Cham bezaten; te weten in Egypte. Cham was Mitsraims; zie hfdst.78 vs.51.